woensdag 14 januari 2015

Plotinus (204-270 n. Chr.)

Plotinus was een belangrijk filosoof uit de antieke wereld en grondlegger (samen met zijn leraar Ammonius Saccas) van wat later het neoplatonisme zou worden genoemd.

Hij werd geboren in Egypte en kreeg een opleiding in de Griekse traditie. Later vestigde hij zich in Rome. Plotinus wordt wel beschouwd als de laatste grote denker van de Romeinse tijd.

Plotinus' laatste woorden: "Streef er naar om het Goddelijke in jezelf terug te geven aan het Goddelijke in het alomvattende".

Zijn vele geschriften werden onder de titel Enneaden door zijn leerling Porphyry verzameld en uitgegeven.



Plotinus is vooral bekend geworden om zijn bewerking en verdere ontwikkeling van de filosofie van Plato, ook al is zijn filosofie ook beïnvloed door Aristoteles en de Romeinse stoïcijnen.
De belangrijkste overeenstemming van Plotinus' leer met Plato is het dualisme, het bestaan van een bovenzinnelijke wereld, de wereld van de ideeën en het ware Zijn, die wezenlijk verschilt van de waarneembare wereld. Het verschil met Plato is dat Plotinus veel meer de nadruk legt op de Godheid ofwel Het Ene. Bij Plotinus staat alle kennis slechts ten dienste van het doel dichter bij de Godheid of Het Ene te geraken.

Plotinus combineert in zijn filosofie het mystieke met het praktische en had daarmee grote invloed op de christelijke theologie. Zijn filosofie is bedoeld om de mens in unie of communie te laten terugkeren tot de Ene, het ultieme Wezen, door middel van contemplatie (overdenking).
Plotinus geloofde net als de christenen in een drie-eenheid van godheden. Maar anders dan in de christelijke theologie stonden de 3 niet op gelijke hoogte, ze zijn eerder opeenvolgende 'stadia' of emanaties van contemplatief zijn.

Er zijn drie niet-manifeste niveaus van het zijnde (of “lagen van realiteit”; vakterm: hypostasen): Het Ene, de Geest (Nous; het Intellect) en de Wereldziel (Psyche). Daaronder of daarboven — naargelang van de voorstelling — komt de zichtbare wereld. God is de absolute eenheid geworden waaraan de dingen hun eenheid en een zekere volmaaktheid ontlenen, maar omdat de dingen ook deel hebben aan een zekere mate van veelheid, moet de absolute eenheid boven de dingen en dus boven het Zijn staan.


Over Het Ene kan niets worden gezegd, ook niet over zijn verstand, vrijheid van handeling, etc., het staat boven elke bepaling. Men kan alleen maar zeggen wat Het niet is, een opvatting die later als “Negatieve Theologie” school gemaakt heeft.

De wijze waarop het Vele uit het Ene voortkomt wordt niet direct 'verklaard' maar wordt met behulp van allerlei vergelijkingen uitgebeeld; hier is Het Ene een bron die nooit droogvalt en van waaruit allerlei stromen ontspringen, daar is het een boom die uit zijn wortels het leven opstuwt naar de takken en bladeren zonder zelf te veranderen, en dan is het weer de zon die altijd schijnt zonder aan kracht en helderheid te verliezen.

Plotinus laat de mens opgaan in de levensstroom die van Het Ene uitgaat. Maar ook andersom: kenmerkend voor Plotinus' filosofie is namelijk het dynamische aspect: de mens kan ook innerlijk de metafysische 'lagen' ervaren. De binnenwereld 'is' als het ware de buitenwereld, of beter: kan dit zijn in het geval van de ware filosoof.


Het 'Ene'
Plotinus noemt een hoogste, volledig transcendente 'Ene', dat geen opdeling, meervoudigheid of onderscheid bevat. Het 'Ene' staat buiten alle categorieën van zijn en niet-zijn. Het concept "zijn" wordt door ons mensen afgeleid uit de dagelijks objecten van de menselijke ervaring, en is een attribuut van deze objecten, maar het oneindige, transcendente 'Ene' valt buiten bereik van deze dagelijkse objecten. Het 'Ene' kan niet een bestaand object zijn, noch de som zijn van alle bestaande dingen: het gaat vooraf aan alle bestaan. Er kunnen dus geen attributen aan het 'Ene' worden toegekend.

Ook gedachten kunnen niet aan het 'Ene' worden toegeschreven, omdat denken een onderscheid impliceert tussen de denker en datgene waarover deze denkt. Zelfs een zelf-reflecterende intelligentie moet wel dualiteit bevatten. Plotinus ontkent dat het 'Ene' over waarnemingsvermogen, zelfbewustzijn of enig handelingsvermogen beschikt, maar als we er toch op staan het 'Ene' verder te beschrijven kunnen we het 'Ene' een zuivere 'dynamis' ( potentialiteit) noemen, zonder welke niets kan bestaan. Soms vergelijkt Plotinus het 'Ene' met Het Licht, de Nous met de Zon, en de ziel met de Maan, die zijn licht van de zon ontvangt.

Het 'Ene' is de bron van de wereld - maar niet via enige handeling van al of niet gewilde schepping, omdat een handeling niet kan worden toegeschreven aan het onveranderlijke, onbeweeglijke, perfecte 'Ene'. Het "minder perfecte" moet noodzakelijkerwijs "uitstromen" uit het perfecte. Uiteindelijk stroomt al het bestaande dus uit het 'Ene' voort, in opeenvolgende fasen van meer naar mindere perfectie. Deze fasen zijn niet in de tijd gescheiden, maar doen zich voor als continue processen.


Emanatie uit het 'Ene' en terugkeer naar het 'Ene'
Daar waar het Christendom met zijn schepping uit het niets (creatio ex nihilo) aan God zorgvuldige beraadslaging en handelingen van een wil toeschrijft, is bij Plotinus de 'Emanatie' inherent aan het bestaan van het 'Ene'. Het 'Ene' wordt op geen enkele manier beïnvloed of verminderd door deze uitstromingen. De uitstromingen verliezen aan kracht naarmate ze verder van het 'Ene' afraken. Plotinus gebruikt de analogie van de Zon, die altijd maar doorgaat licht uit te stralen zonder aan kracht en helderheid in te boeten, of ook de reflectie in een spiegel, die op geen enkele wijze afbreuk doet aan het object dat gespiegeld wordt.

De eerste uitstroming is de nous (gedachte van de goddelijke geest, de levenskracht en orde van het universum). Het is de eerste 'Wil tot het Goede'. Het komt overeen met intuïtieve kennis. Het intellect is als het licht van de zee, het verlicht het Ene en is het middel waarmee het Ene zichzelf contempleert. Het Intellect is de bron en basis van de archetypen of platonische vormen, van materiële dingen. Gedachten en de objecten van gedachte worden verenigd in het Intellect, er is geen scheiding tussen subject en object, waarnemer en het waargenomene.

Uit de nous komt de wereldziel voort. De Ziel komt overeen met rationeel en redenerend denken. Volgens Plotinus onderverdeelt in hoger en lager. De hogere en naar binnen kijkende Ziel, die kijkt naar het goddelijke door middel van het Intellect, en de lagere, naar buiten kijkende Ziel. Hij identificeert het lagere aspect van de wereldziel met de natuur.  Uit de wereldziel komen de individuele menselijke zielen voort, en tenslotte op het laagste niveau de materie. Ondanks deze lage waardering van de materiële wereld benadrukt Plotinus de uiteindelijk goddelijke oorsprong van de materie, aangezien zij ook een uitstroming is van het 'Ene'.




In de mens zijn beide niveaus van de ziel aanwezig en we moeten kiezen of we ons richten op het lagere niveau van de behoeften van het lichaam of dat we naar binnen kijken om de hogere realiteit van het Intellect te contempleren.

De sleutel tot de kosmogonie van Plotinus ligt in het begrijpen dat de 3 niveaus van de werkelijkheid, het Ene, het Intellect en de Ziel, logische opeenvolgingen of contemplatieniveaus zijn van een enkele, eeuwige werkelijkheid en niet een zich in de tijd ontwikkelende reeks. Tijd ontstaat alleen door het ontoereikende vermogen van de Natuur om het goddelijke te contempleren. Volgens Plotinus ontstaat tijd in de lagere orde van materieel bestaan omdat de Ziel, anders dan het Intellect, niet in staat is de vormen direct te contempleren, maar ze als gefragmenteerde objecten, waargenomen in opeenvolgende momenten, moet contempleren.

Het 'devotionele' aspect van Plotinus' filosofie kan worden geïllustreerd aan de hand van zijn concept van het bereiken van een extatische vereniging met het 'Ene': de henose, terugkeer naar het 'Ene'. De mens is in staat deze extase te bereiken; Porphyrius vertelt dat Plotinus zelf een dergelijke vereniging vier keer heeft bereikt. Deze henose kan worden gerelateerd aan verlichtingbevrijding en andere concepten van mystieke vereniging in veel Oosterse en Westerse tradities.

Plotinus bekritiseert de opvattingen van zijn voorgangers omtrent het menselijk geluk. Geluk bestaat eruit zich te identificeren met wat het beste is in het universum. Daarmee is geluk verder niet afhankelijk van zaken als rijkdom, noch wordt het bereiken ervan belet door zaken als ziekte. Uiteindelijk (in de 
Henose) is zelfs bewustzijn geen element meer dat bijdraagt tot geluk. Tijdens een foltering zou de waarlijk gelukkige mens inzien dat het alleen zijn lichaam is dat wordt gemarteld, en niet hijzelf. In het algemeen is geluk voor Plotinus een een vlucht uit deze wereld naar het gindse, een gelijkworden aan God voor zover mogelijk

Bron: Wikipedia